De Cercis canadensis heeft over het algemeen een korte, vaak gedraaide stam en spreidende takken. Een 10 jaar oude boom is meestal ongeveer 5 m hoog. De schors is donker van kleur, glad, later geschubd met richels die enigszins zichtbaar zijn, soms met kastanjebruine vlekken. De twijgen zijn slank en zigzag, bijna zwart van kleur, gevlekt met lichtere lenticellen. De winterknoppen zijn klein, rond en donkerrood tot kastanjebruin van kleur. De bladeren zijn afwisselend, enkelvoudig en hartvormig met een volledige rand, 7-12 cm lang en breed, dun en papierachtig, en kunnen aan de onderkant licht behaard zijn.

De bloemen zijn opvallend, licht tot donker magenta roze van kleur, 1,5 cm lang, verschijnen in trossen van de lente tot de vroege zomer, op kale stengels voor de bladeren, soms op de stam zelf. Er zijn cultivars met witte bloemen. De bloemen worden bestoven door langtongige bijen, zoals bosbijen en timmermansbijen. Bijen met een korte tong kunnen de nectar niet bereiken. De vruchten zijn afgeplatte, droge, bruine, erwtachtige peulen, 5-10 cm lang die platte, elliptische, bruine zaden bevatten van 6 mm lang, die rijpen in augustus tot oktober.